Sunoil zorgt voor groen transport dankzij afgedankt frituurvet

Biobrandstof zoals producent Sunoil die maakt van gebruikt frituurvet en dierlijke vetten, wordt met name in het wegvervoer toegepast, maar general manager Marcel Garst ziet de interesse vanuit de lucht- en scheepvaart ook toenemen. Sunoil produceert zijn brandstof in Emmen en Kampen, binnen het havengebied van Port of Zwolle.

Sunoil Biodiesel maakt zogeheten ‘second generation’-brandstof van reststromen. ‘Daarbij zijn twee hoofdstromen’, legt Garst uit. ‘Gebruikt frituurvet, dat noemen we used cooking oil, en dierlijke vetten van kippen, varkens en runderen. Die reststromen kunnen overal vandaan komen, we kopen dit mondiaal in. Het eindproduct gaat naar oliemaatschappijen in met name Noordwest-Europa en wordt vooral gebruikt als bijmengproduct. Aan de pomp heet het gemengde product B7, wat betekent dat de brandstof dan voor 7% uit biocomponenten bestaat.’

De brandstofleverancier houdt kantoor in Amsterdam en heeft productielocaties in Emmen en in Kampen. ‘We zijn in 2006 gestart in Emmen en daarvandaan uitgebreid. In 2020 zijn we in Kampen uitgekomen via een overname. Dankzij die locatie hebben we de productie kunnen uitbreiden én kunnen we schepen ontvangen, wat voor de toelevering van de reststromen, die vaak per barge worden vervoerd, bijzonder praktisch is. In Emmen zijn we ‘landlocked’.’

230 miljoen liter biobrandstof

In Emmen produceert Sunoil circa 150 miljoen liter biobrandstof, in Kampen komt 80 miljoen liter brandstof uit de fabriek. Op de locatie in Kampen is een tweede productielijn in de maak om verder op te schalen.

Wat transport betreft heeft Sunoil een eigen wagenpark van vier trucks die rijden tussen de locaties in Kampen en Emmen. ‘De grondstoffen rijden we vanaf de Haatlandhaven in Kampen naar Emmen, en vanuit Emmen rijden we het eindproduct naar Kampen.’ Ook heeft de onderneming een schip voor een vaste periode gehuurd om alle vervoer over water te doen.

Het omzetten van oud vet naar nieuwe biobrandstof is ‘eigenlijk een heel simpel veresteringsproces’, legt Garst uit. ‘Aan het vet worden katalysatoren toegevoegd, zoals methanol. Door te roeren ontstaat er een chemische reactie en dankzij bezinking scheidt de vloeistof zich in glycerine en biodiesel. Glycerine heeft ook weer groene toepassingen, bijvoorbeeld in de productie van biogas of voor het opwekken van groene stroom.’

Bijmenging

Garst noemt biodiesel een ‘belangrijke pijler onder de klimaatdoelstellingen’. ‘Door gebruik te maken van ons product kan je tot 90% reductie van CO2-uitstoot realiseren.’ Hij ziet de vraag naar de biologische variant een vlucht nemen. ‘Zowel aan de voorkant als aan de achterkant. Met de voorkant bedoel ik dat er onder invloed van Europese regelgeving veel meer wordt gekeken naar de bruikbaarheid van reststromen om brandstof te maken. Ook gelden er steeds striktere normen voor het omlaag brengen van de CO2-uitstoot, bijvoorbeeld door bijmenging van bio bij fossiel. Aan de achterkant melden steeds meer markten zich als afnemers van de brandstof.’

Waar biobrandstof traditioneel als bijmengproduct voor het wegvervoer werd ingezet, kloppen nu ook de luchtvaart en scheepvaart aan. ‘De scheepvaart moet een enorme vergroeningslag gaan maken en ook de luchtvaart is op zoek naar verduurzaming. Ons eindproduct is weer de input voor producenten die duurzame brandstof voor vliegtuigen maken.’

‘Met het stijgen van de gasprijzen onder invloed van de Russische oorlog in ­Oekraïne zagen we dat allerlei bedrijven die grootverbruikers zijn van aardgas op zoek gaan naar andere energiedragers om in hun warmtebehoeften te kunnen voorzien. Ook daar kunnen we als Sunoil een rol in spelen.’

Bruikbare moleculen

Dat de biodiesel vooral een transitiebrandstof is en wellicht onder invloed van de ontwikkeling van elektrificeren of aandrijvingen op waterstof op termijn niet in de transportsector zal worden ingezet, baart Garst geen zorgen. ‘Ik denk dat we alleen maar een grotere rol kunnen gaan spelen in de verduurzaming van de hele maatschappij in de toekomst. Uiteindelijk gaat het om de moleculen die we hier omzetten, om het circulaire karakter daarvan. Dat kan in de vorm van een biobrandstof zijn of in de vorm van moleculetjes die op een andere zinvolle manier worden toegepast. Nu worden die moleculen als brandstof ingezet, maar je kunt het ook weer verder opwerken en toepassen voor bijvoorbeeld bioplastics. ’